Pas in 2026 spaartaks op basis van werkelijk rendement

De meer realistische manier van belasting heffen over sparen en beleggen in box 3 wordt met een jaar uitgesteld. Invoering per 2025, uit het regeerakkoord, blijkt niet haalbaar. Wie nu spaargeld in box 3 heeft, of krijgt, betaalt daarover tot 2026 vrijwel geen belasting. Voor de schatkist betekent dit uitstel een tegenvaller van € 385 miljoen. Anderzijds gaat het kabinet minder compensatie betalen, want wie geen of te laat bezwaar maakte tegen de 'forfaitaire' heffing vist achter het net.

Zo'n 60.000 huishoudens maakten de afgelopen jaren bezwaar tegen het belasten van hun vermogen op basis van een 'fictief rendement'. Met de sterk gedaalde, en soms zelfs negatieve rente leverde hun spaargeld veel minder op dan waarover ze werden aangeslagen. Eind 2021 stelde de Hoge Raad hen in het gelijk: deze vorm van belastingheffing is in strijd met Europese regels. Daarbij werd ook bepaald dat de overheid alleen mensen hoeft te compenseren die op tijd protest hadden aangetekend. Toch sloot staatssecretaris van Rij dit voorjaar een bredere tegemoetkoming niet uit.

Toch geen brede compensatie
Vooruitlopend op nadere berichten hierover op Prinsjesdag melden 'Haagse bronnen' dat die brede compensatie er toch niet in zit. Hoe zuur ook voor wie niet tijdig aan de bel trok, het kabinet komt alleen de 60.000 bezwaar­makers tegemoet. Kosten voor de schatkist: € 2,1 miljard. Een ruimhartige geste richting andere vermogenden zou miljarden extra vergen. Dat geld besteedt het Kabinet liever aan een pakket maatregelen om volgend jaar de koopkracht te stutten, nu de inflatie onlangs een recordhoogte bereikte. Naar verluidt is daar € 15 miljard voor uitgetrokken — details hierover worden op ‘de derde dinsdag van september’ bekend gemaakt.

Brede compensatie zou de schatkist € 12 miljard kosten

Marnix van Rij, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst

Overbruggingsmaatregel
Na de uitspraak van de Hoge Raad onderzochten consultants van Capgemini hoe snel een goede wetgeving kan worden ingevoerd. Ook keek men hoeveel tijd het vergt de computer­systemen bij de Belastingdienst te moderniseren, inclusief koppelingen met banken en verzekeraars. Deze zijn nodig om het werkelijke rendement per belasting­plichtige te bepalen. Conclusie is dat invoering per 2025 niet realistisch is.

Ondertussen werkt 'Financiën' een tijdelijk systeem uit. Men kiest niet voor de ingewikkelder 'vermogens­variant', maar voor de 'spaarvariant'. Daarbij wordt alleen het werkelijk rendement op spaargeld in box-3 benaderd, het andere vermogen blijft belast als eerder. De belastingheffing bij de ‘spaarvariant’ gaat als volgt:

  • Spaargeld volgt de actuele spaarrente: 0,25% in 2017 aflopend tot ca. 0% in 2021
  • Schulden volgen de hypotheekrente: van ruim 3% in 2017 naar iets minder 2,5% in 2021
  • Overige bezittingen blijven gelijk belast als voorheen: via het meerjarige gemiddeld rendement voor beleggingen (obligaties, aandelen en onroerend goed)

Voor bezwaarmakers gaat deze maatregel terug tot 2017. Als algemene maatregel geldt hij voor de belastingaanslagen 2021 en 2022. En voorlopig dus tot en met 2025. Niet uit te sluiten valt dat de rente op spaargeld weer iets oploopt, gezien de rentebesluiten van de Europese Centrale Bank.

Wie trof de spaartaks?

De spaartaks verwijst naar de vermogens­rendements­heffing in box 3. Wie meer dan € 50.000 vermogen heeft — of € 100.000 met een fiscaal partner — betaalt daarover, boven deze vrijstelling, belasting. Sinds 2017 mocht de Belastingdienst zich daarbij baseren op een fictief rendement. Alleen kreeg je de laatste jaren praktisch niets voor geld op een spaarrekening. Ging dat om bedragen boven de vrijstelling dan betaalde je in feite teveel belasting. Wie daartegen bezwaar maakten moest de Belastingdienst vóór 24 augustus compenseren.

Vanaf 2026 heffing over werkelijk rendement
Alles wat momenteel in box 3 valt — zoals spaargeld, schulden, aandelen en vastgoed — blijft ook na 2025 in box 3. Wat ook gelijk blijft, is de belasting op de ‘eigen woning’. Die blijft vallen in box 1 van de inkomsten­belasting, net als de hypotheekrente­aftrek en het eigenwoningforfait.

Het kabinetsvoorstel gaat bij het nieuwe box 3-stelsel zoals gezegd uit van een vermogens­aanwas­belasting. Daarbij wordt er jaarlijks belasting geheven over:

  • reguliere inkomsten, zoals rente, dividend, huur en pacht minus de kosten, en
  • de waardeontwikkeling van vermogens­bestanddelen, zoals koerswinst of koersverlies van aandelen en de waardestijging of -daling van onroerend goed

Onroerend goed
De inkomsten zoals huur en pacht uit onroerende zaken worden in het nieuwe stelsel naar het werkelijke rendement belast. Voor het jaarlijks meer of minder waard worden van het vastgoed kan dat nog niet tijdig, exact worden bepaald. Ook niet in 2026. De WOZ-beschikking komt daarvoor te laat. Daarom zal men dit aspect vooralsnog forfaitair benaderen. Zodra mogelijk wordt overgestapt op een heffing op grond van werkelijk rendement.

Andere vermogensbestanddelen
Ontvangen en betaalde rente op schulden gaan tot het box 3-inkomen behoren, evenals waardemutaties hierin, bijvoorbeeld door kwijtschelding, valuta­verschillen of op- of afwaardering. Dat laatste alleen bij de schuldeiser trouwens. Over zaken als het verrekenen van box 3-verliezen en winsten, heffingsvrij vermogen en de hoogte en vorm van de tarieven (een vlaktaks of progressief tarief) zullen nog nadere besluiten genomen worden.

Bron: de Nationale Hypotheekbond

Hoewel aan de samenstelling van dit nieuwsbericht uiterste zorg is besteed, sluiten de samenstellers iedere aansprakelijkheid uit voor onjuistheden, onvolledigheden en eventuele gevolgen van het handelen op grond van deze informatie